In twee delen maakte ik voor Het Parool een groot verhaal over actievoerder en politicus Roel van Duijn. In het eerste artikel onthulde ik hoe de Binnenlandse Veiligheidsdienst (nu AIVD) Roel van Duijn tientallen jaren heeft geschaduwd. In het tweede artikel (hieronder) bracht ik Van Duijn en zijn oude spion met elkaar in contact.
Kabouter ontmoet spion (inleidend bericht voorpagina Parool)
“Wat deed jij precies?, ” vraagt oud-activist Roel van Duijn. “Ik moest achterhalen wie wie was, ” zegt infiltrant Wim de Weerdt. “Ik deed mij voor als rijinstructeur, bezocht vergaderingen en noteerde wat er gezegd werd, dat gaf ik later telefonisch door aan het hoofdbureau van politie. ”
De Kabouter spreekt zijn spion. De man die Roel van Duijn vier jaar lang schaduwde tijdens zijn actieve jaren in de Kabouter- en provotijd en die aan de basis stond van het immense BVD-dossier dat Van Duijn onlangs ontdekte, meldde zich bij Het Parool om zijn verhaal te doen. We zetten beide mannen bij elkaar. In het gesprek dat volgde, blijkt dat de infiltrant gewoon in dienst was bij de Amsterdamse politie en vier jaar niet anders deed dan de beweging in beeld brengen.
Voormalig politie-informant Wim de Weerdt (64) volgde Van Duijn en anderen in de provobeweging van 1967 tot en met 1971. De Weerdt doet uit de doeken hoe de Amsterdamse politie Van Duijn in het vizier kreeg. Onduidelijk blijft wie precies de rapportages over de ex-provo schreef. “Het enige wat ik deed, was informatie doorbellen, ” aldus De Weerdt. De Weerdt blijkt als politie-informant aanwezig te zijn geweest bij de acties rond het Maagdenhuis in 1969. Toen het gebouw eenmaal bezet was door studenten, wist hij de politie telefonisch op de hoogte te houden, totdat de telefoonlijn werd doorgesneden.
De jonge politieagent De Weerdt was in 1967 nog maar enkele maanden aan het werk op politiebureau Overtoom, toen hij door zijn superieuren benaderd werd om te infiltreren in organisaties waarvan verondersteld werd dat zij de openbare orde verstoorden. Van de acht à tien agenten die werden uitgekozen, hielden vier het uiteindelijk vol.
Oud-burgemeester Wim Polak liet indertijd al weten dat ambtenaren van de Amsterdamse politie van 1967 tot 1971 geïnfiltreerd waren in verdachte organisaties. Over de acties waren geen afspraken gemaakt met de burgemeester. Na 1971 stopten de infiltraties. De rapportages in Van Duijns BVD-dossier gaan langer door, onbekend is of de politie daarbij betrokken is geweest.
Het Parool, 24 juli
Pagina 12: ‘ Roel, je móet me geloven!’ (zie hieronder)
‘Roel, je móet me geloven!’
Tientallen jaren werd Roel van Duijn bespioneerd door de BVD. Veertig jaar later zit hij met één van de voormalige spionnen aan de koffie en warme chocolademelk.
“Waar is je baard gebleven Roel, ik herkende je bijna niet, ” zegt Wim de Weerdt (64) lachend bij het eerste weerzien met Roel van Duijn (66) in veertig jaar tijd. “Ik ben wel kwaad op je Willem. Je hebt verraderswerk uitgevoerd, maar ik vind het fijn dat je je openstelt, ” antwoordt Van Duijn.
In het gesprek dat volgt, wordt een dubbelleven blootgelegd. Actievoerder en politicus Van Duijn heeft ontdekt dat de voormalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) hem decennia heeft bespioneerd. De Weerdt, voor van Duijn iemand van vroeger uit het actiecircuit, heeft zich bij Het Parool gemeld als één van de informanten. Nu gaan ze samen naar een koffiehuis voor een gesprek.
“Hoe is het begonnen Willem? ”
“De marine had ik net verlaten. Op 1 januari 1966 begon ik op de politieschool. Begin ’67 werd ik agent aan bureau Overtoom. Na twee maanden werd ik op een avond gebeld. Of ik me zaterdag op het hoofdbureau wilde melden. ”
“Daar stonden we toen, met een mannetje of acht à tien. Meneer IJzerman, een inspecteur, vertelde ons dat de politie weinig wist van wat er nu op straat speelde. Ik denk dat wij uitgekozen waren omdat we een grote bek hadden tijdens de politieopleiding. Zo werden we de Groep IJzerman. Drie maanden zouden we informatie inwinnen. Echte instructies waren er niet.”
“Ons werk begon een dag later al, in het Vondelpark bij de speakerscorner. Een deel van ons werd herkend, zo bleven we uiteindelijk met zijn vieren over. Ik kwam bij de Rode Jeugd terecht en later bij de Kabouters. Overdag deden we dienst in uniform, ’s avonds voegden we ons tussen de relschoppers, in burger. Na anderhalve maand werkten we alleen nog maar in burger. Ik probeerde zoveel mogelijk te weten te komen wie wie was. ”
Van Duijn: “Zijn de rapporten in mijn dossier van jou afkomstig? ”
De Weerdt: “Ja daar ben ik bij geweest, maar rapporten schreef ik niet. Alleen in het begin, later hoefde dat niet meer. Of ik dit rapport heb geschreven, weet ik niet meer. ”
Van Duijn: “Het zit in het dossier. Wat deed jij dan precies? ”
De Weerdt: “Wat ik je al vertelde, Roel. Ik moest achterhalen wie wie was. Ik deed mij voor als rijinstructeur, bezocht vergaderingen en noteerde wat er gezegd werd. Dat gaf ik door aan het hoofdbureau. ”
Van Duijn: “En daar werden dus de rapportjes geschreven die in mijn dossier zijn terug te vinden? ”
De Weerdt: “Het kan zijn dat ik zonder dat ik het wist voor de BVD werkte. Op het moment dat ik zaken doorbelde, zijn zij er kennelijk een verhaal omheen gaan bouwen en is dat in het dossier gekomen. Het zou kunnen dat er meerdere infiltranten aanwezig waren, maar dat kan ik me niet goed voorstellen. ”
“Voor mij was het op een gegeven moment volstrekt onduidelijk voor wie ik werkte. IJzerman vertrok, ik moest mij melden bij brigadier Snippe. Ik dacht uiteindelijk dat ik alleen stond. De drie maanden gingen voorbij, uiteindelijk ben ik vier jaar actief geweest. Mijn enige band
met de politie was mijn salaris. Ik deed wat ik dacht dat moest gebeuren. Het was zo absurd, ik had helemaal geen opleiding tot infiltrant. Het was zelfs zo raar dat ik spionagefilms keek en dat ging nadoen. ”
Van Duijn: “Dat kan ik niet geloven. Je moest instructies hebben gekregen. ”
De Weerdt: “Roel, je moet me geloven. Het ging vier jaar door zonder instructies. ”
Van Duijn: “Ik vind het toch ongeloofwaardig en naïef wat je zegt. De BVD en de politie hadden duidelijk de strategie bewegingen uiteen te drijven. Er waren mensen, en jij was daar één van, die opriepen tot harde actie. In hoeverre heb je daar aan bijgedragen? ”
De Weerdt: “Ik heb nooit opgeroepen tot harde actie, ik wilde ook geen tweedracht zaaien. Het enige wat ik deed, was informatie doorbellen. Acties die gepland stonden bijvoorbeeld. Je moet me geloven Roel, voor de politie was het uiteindelijk ook niet meer interessant. ”
Van Duijn: “Voorlopig ga ik ervan uit dat wat in dit boek (Louter Kabouter) staat, klopt. Daar staat dat jij opriep tot actie. Dat kan ik zelf onderschrijven. ”
De Weerdt: “Ik riep niet op tot actie. ”
Van Duijn: “Ben je bij het interdepartementaal overleg van de kabouterbeweging geweest? Dat was de inner circle, waar hooguit vijftien genodigden kwamen. ”
De Weerdt: “Nu je dat zo noemt, ‘ interdepartementaal overleg’, kan ik me dat wel herinneren ja.”
Van Duijn: “In het dossier lees ik daar ook hele verslagen over. ”
De Weerdt: “Het zou kunnen. Maar je moet weten dat de groep voor mij steeds interessanter werd. Ik begon het leuke jongens te vinden. Ik heb veel van ze geleerd, ik ben met een andere blik naar mensen gaan kijken. Kreeg sympathie voor de groep en de ideeën. ”
Van Duijn: “En toch verraadde je ze. ”
De Weerdt: “In het begin, later heb ik steeds meer acties verzwegen. ”
Van Duijn: “Je hebt je schuldig gemaakt aan schending van privacy. ”
De Weerdt: “Uiteindelijk constateerde ik dat het helemaal niet gevaarlijk was. Dat moet ook bekend zijn geweest op het hoofdbureau, want ik gaf letterlijk door wat er gezegd werd. ”
Van Duijn, lachend: “Het verslag van mijn fractievergadering in Huize de Liefde moet ik dus opvatten als de mening van een sympathisant. Ik blijf het ongeloofwaardig vinden, want ik lees wat anders terug. ”
Het gesprek is zo’n uur onderweg. Over de tafel in het café gaat het dossier van Van Duijn. Op zijn beurt toont De Weerdt ook het eigen aangelegde dossier, vol oude foto’s en krantenartikelen uit de jaren zestig. Een tweede kop koffie en warme chocolademelk worden besteld. Dan stelt Van Duijn plotseling de vraag of de politie-informant wel eens bij hem thuis is geweest.
De Weerdt: “In de Karthuizersstraat? Ja daar ben ik wel geweest, nooit alleen hoor. ”
Van Duijn: “Hoe maakte je eigenlijk aannemelijk dat je bij de Kabouters hoorde? ”
De Weerdt: “Door mee te doen aan acties, ik heb nog gestencild voor jullie. Eerder deed ik al mee aan allerlei acties. Ik zat zelfs in het Maagdenhuis in 1969. Ik heb daar het hoofdbureau nog op de hoogte gehouden, tot de telefoonlijn werd doorgesneden. ”
Van Duijn: “Toch vind ik dat je weinig weet. Terwijl je inzet groot is geweest, is je herinnering sterk verbleekt. ”
De Weerdt: “Er is zoveel gebeurd en zo lang geleden. Ik heb net zoveel vragen als jij over dit dossier. Ik begrijp niet dat er zoveel instaat. Ik ben gestopt, maar vraag me nu nog af wie is doorgegaan. Er moeten anderen geweest zijn, geen mensen die ik ken. ”
“Voor mij was het ook niet leuk. Ik ben van 1967 tot 1971 actief geweest. In ’67 ben ik getrouwd, maar vanaf dat moment was ik geen avond meer thuis. Toen ik stopte, kende niemand me meer bij de politie. Ik heb toen een jaar bij de vreemdelingendienst in de Marnixstraat gewerkt, kaarten sorteren. Daarna kwam ik heel even op de Lodewijk van Deysselstraat terecht, terug in het uniform. Ook daar zat ik maar kort, ik ben naar de recherche gegaan en heb later op de Warmoesstraat en de Lijnbaansgracht gewerkt. Het is allemaal goedgekomen, maar ik heb een gekke tijd gehad. ”
Het tafeltje is gevuld met lege kopjes. Bij het verlaten van de koffietent laat Van Duijn weten dat hij het prettig vindt dat De Weerdt zich kenbaar heeft gemaakt, al blijft Van Duijn wantrouwig. De wegen gaan uiteen. “Hoe ben jij eigenlijk? ” vraagt De Weerdt nog. “Met de tram, ” antwoordt Van Duijn. “Ik kan je wel een lift geven met mijn brommer. ” De voormalige actievoerder lacht, maar bedankt vriendelijk voor het aanbod.
Het Parool, 24 juli 2009